1. Vet een bakplaat in met boter. Zeef het meel en het zout boven een kom en roer de gist erdoor. Maak een kuiltje in het midden. Verwarm de melk in een pan tot hij lauw is. Doe de suiker en de olie erbij en roer tot de suiker is opgelost. Giet dit in het kuiltje en roer goed door. Kneed het mengsel o een licht met bloem bestoven werkvlag tot een soepel deeg en de het in een ingevette kom. Dek af en laat het 2-3 uur op een warme plaats staan, of tot het in volume is verdubbeld.

2. Rol het deeg op een licht met bloem bestoven werkvlak uit tot een rechthoekige lap die driemaal zolang als breed is. Verdeel de boter in drie porties. Leg vlokjes van 1 portie boter op twee derde van de bovenkant van de deeglap; laat rondom een rand van 1 cm vrij. Vouw het onderste derde deel zonder boter naar binnen en het bovenste deel eroverheen. Druk de randen aan. Draai het deeg een kwartslag, rol het uit en herhaal dit twee keer. Wikkel het deeg in ingevet plasticfolie en laat het 1 uur rusten.

3. Snijd het deeg in tweeën en rol het uit tot 2 rechthoeken van 30 x 15 cm. Snijd elke helft in 4 rechthoeken van 15 x 7 ½ cm. Bestrooi de korte kanten van elk stuk met chocolade en rol de broodjes op. Leg ze op een bakplaat en laat ze op een warme plaats 2-3 rijzen. Verwarm de oven voor op 220 ˚C. Bestrijk de broodjes met eidooier en melk. Bestrijk de broodjes met eidooier en melk. Bak ze 15-20 minuten in de oven, tot ze goudbruin en goed gerezen zijn.